BIG DATA EN ONDERWIJS
‘Ik wil alles weten over mijn leerlingen — zodat ik eerder kan bijsturen’
Uit: Financieel Dagblad, 130914 (Outlook)
Sinds de iPad-revolutie verzamelen scholen meer data dan ooit over hun leerlingen. In de toepassing zijn ze nog zoekende. Rector Henk Tameling van het Zernike College voorspelt dat ‘big data’ de schoolbankjaren vele malen productiever zal maken.
Educatie is één van de weinige sectoren die relatief onaangeraakt zijn gebleven door de revolutie in communicatie- en informatietechnologie. De ICT kostenmonitor voor het Primair Onderwijs schetst een bedroevend plaatje: er is in het basisonderwijs in 2010 € 89 per leerling uitgegeven aan ICT, maar 1,4% van de totale financiering per leerling. Uit bezuinigingsoverwegingen hebben scholen de IT-budgetten in de daaropvolgende jaren zelfs nog verder teruggedrongen. En de rijksbegroting en de memorie van toelichting daarop geven eenzelfde beeld van de andere onderwijssectoren.
Rector Henk Tameling van de Groningse scholengemeenschap Zernike (3700 leerlingen van twaalf tot en met achttien) ontspringt de bezuinigingsdans niet. Hij heeft een besparingsopdracht van bijna één miljoen euro op een begroting van € 26 mln. Dat weerhoudt hem er echter niet van om in 2015 in te zetten op de digitalisering van leerlingenprestaties en lesmateriaal, en de grootschalige introductie van aanraakschermen, projectoren en ‘digiborden’ (digitale leerborden) in het klaslokaal.
Hij legt de fundamenten voor zijn ‘de school van de toekomst’, waarin gepersonaliseerd leren centraal staat. Het belangrijkste doel is om te zorgen dat de school precies in kaart brengen wie wat geleerd heeft, waarom bepaalde lessen niet blijven hangen, en wat er individueel bijgestuurd moet worden. ‘Je moet veel beter kunnen meten wat de prestaties zijn, niet alleen van de leerling maar ook de leerkracht: welke docent is verantwoordelijk voor disfunctioneren? Of ligt de oorzaak in een bepaalde lesmethode? Eventueel tot op het detailniveau van een verkeerde alinea in een lesboek.’
Een belangrijk doel dat Tameling voor ogen houdt: eerder herkennen welke kwaliteiten aanwezig zijn in een leerling, om hem of haar doelgerichter te kunnen begeleiden naar een vervolgopleiding die aansluit bij wat de arbeidsmarkt vraagt. Nu gaapt er nog een grote kloof tussen het talent dat scholen afleveren en het talent dat bedrijven zoeken. In Nederland heeft het voorspellen van menselijk gedrag aan de hand leerprestaties nog een hoog science fiction-gehalte. Dat er ook grote potentie ligt, blijkt in de VS, waar softwarebedrijven in deze niche voor honderden miljoenen van de hand gaan.
Sinds een paar jaar verzamelen ook Nederlandse scholen waaronder het Zernike College steeds meer data centraal in ‘the cloud’, in het online leerplatform Magister: van digitaal lesmateriaal en toetsen tot voortgangsrapportages, absentiecijfers en interventieverslagen. De dataoogst zal alleen maar groeien naarmate scholen meer iPads en lesapplicaties gebruiken in het klaslokaal. De tijdgeest eist van scholen dat ze op het sociale mediafront een inhaalslag maken, zegt Tameling. ‘Ik kom voortdurend 15-jarigen tegen die meer over sociale media weten dan de veertigers in onze medezeggenschapsraad. We weten niet wat het gedrag is van onze kinderen. Als we niet bijbenen anders raken we ze kwijt.’ Dat werd pijnlijk duidelijk tijdens de Facebook-rellen in Haren, toen enkele honderden jongeren in september 2012 aan het muiten sloegen na een sneeuwbaleffect dat via sociale media ontstond, buiten het zicht van politie en gemeenten.
Scholen en autoriteiten worstelen nog altijd met de vraag hoe ze de groeiende stroom aan informatie kunnen behappen, ordenen, en hoe ze er voorspellende waarde aan kunnen ontlenen. ‘Dat kan veel gerichter. De overheid stelt geen eisen aan educatieve technologie. Terwijl daar bakken met geld naartoe gaan. In het onderwijsakkoord dat het kabinet met de oppositie sloot staat dat beroemde bedrag van € 600 mln, maar de criteria voor de besteding ontbreken.’
Een ander belangrijk probleem is dat ICT en zaken zoals een iPad in de onderwijswereld nog steeds worden gezien als een hulpstuk om de bestaande praktijken te ondersteunen, in plaats van een instrument waarmee je de school en het onderwijs van binnenuit fundamenteel kunt veranderen. Mislukte experimenten met iPads, laptops en digiborden hebben de scepsis over het potentieel van technologie alleen maar vergroot.
Ook het onderwijstoezicht is ingericht op behoud van de status quo, vindt Tameling. ‘De inspectie is vooral gefocust op leerresultaten. Tijdens ons periodieke controlebezoek is de belangrijkste vraag: hoe manage je die? Als je alleen kijkt naar het bestaande is er geen ruimte voor het innovatieve. Het is kortetermijndenken. Het is alsof je alleen kijkt of de temperatuur van het vlees juist is, maar niet hoeft te weten wat er op het menu staat.’
De te nemen volgende stap is volgens Tameling de koppeling van de leerprestaties in een landelijke databank, waarin ook demografische en macro-economische gegevens van het CPB en het CBS samenkomen. ‘Daarmee wordt het mogelijkheid om leerlingen te volgen gedurende hun hele onderwijscarrière. Waar komt een leerling vandaan? Wat leverden eerdere interventies op? En hoe is de thuissituatie? Van onze leerlingen in de stad Groningen leeft er statistisch één op de vijf onder de armoedegrens. Die cijfers moet je per wijk weten, dan kun je er gericht iets mee doen. Komt een groot deel van onze populatie zonder ontbijt op school, dan heeft dat effect op de leerprestaties. Dan wil ik dat weten.’
De bottleneck lijkt niet zozeer het niveau van technologische mogelijkheden, als wel de angst om de privacy van de leerling te schenden. Hoeveel data verzamel je, hoe lang bewaar je die en wie heeft er toegang toe? En hoe ver gaan we met de interpretatie? Als een leerling vroeg in zijn schoolcarrière veel aanpassingsproblemen heeft, kan dat hem of haar blijven achtervolgen en de kansen bij potentiele werkgevers schaden wanneer ze inzage krijgen.
‘De grens moet altijd liggen bij de leerling en diens ouders: die bepalen welke informatie er naar buiten mag. Natuurlijk moet je eisen stellen aan de selectiemiddelen, meetmethoden. Welke consequenties verbind je eraan? En medische zaken mag je niet individueel prijsgeven maar wel geanonimiseerd. Als er iets speelt in de thuissituatie, dan moeten wij dat als school weten om te zorgen dat ons onderwijs effectief kan zijn.’
Voor een schoolleider houdt Tameling er een onconventionele werkwijze op na. Hij zoekt zoveel mogelijk de verbinding met het bedrijfsleven, terwijl er in zijn omgeving nog altijd een taboe rust op alles dat riekt naar commercie. Hij nodigde schoolboekenuitgever Noordhoff uit om mee te denken over digitale toetsing en de papierloze school in 2020. En er werd vreemd opgekeken toen hij bouw- en spoorbedrijf Strukton voor een adviesklus binnenhaalde om de interne processen van dataverwerking eens door te lichten.
Tameling: ‘Binnen mijn staf vroegen ze zich af: wat kunnen die infrastructuurjongens ons nu vertellen over ons eigen IT-systeem? Na een paar uur interviews hadden ze onze belangrijkste risico’s in beeld. Zij bouwen bruggen en wegen en moeten veel hogere eisen aan de kwaliteit van processen stellen. Waarom zou je dat niet doen in een omgeving die zo kritiek is als het onderwijs?’
De beweegredenen om het bedrijfsleven aan tafel te krijgen zijn in zijn ogen helder: de onderwijswereld zit midden in een noodzakelijke professionaliseringslag, en moet bereid zijn om de kunst af te kijken. Bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteitsrapportage. ‘De schoolleiders zijn het niet gewend zich te verantwoorden, om kwartaalrapportages of presentaties te geven over de resultaten. Terwijl de data er wel degelijk is, want de helft komt bij ons nu al samen in Magister en in financiele rapportages. Waarom zou je wachten tot het eindoordeel, ik wil dat de alarmbellen veel eerder gaan rinkelen.’
Minstens zo urgent vindt hij het om een veel betere aansluiting te maken tussen wat het onderwijs aflevert aan talent, en wat de arbeidsmarkt vraagt. Zo laat Tameling zijn veertien- of vijftienjarigen liever één dag per week meedraaien bij een werkgever dan dat hij slecht uitgeruste praktijklokalen draaiende houdt. Het bedrijfsleven heeft de middelen die het onderwijs mist, en werkgevers in Groningen reageren volgens Tameling enthousiast.
‘Kijk naar IBM, zij hebben een servicecenter geopend waarbij 350 Groningse banen ontstaan. Kijk naar de tientallen bedrijven die neerstrijken in de Eemsdelta. En kijk naar de bouw van nieuwe boorplatforms. Er komt een gigatekort aan technisch personeel. Tegelijkertijd is er nog veel te weinig samenwerking met het voortgezet onderwijs. Je moet dit soort relaties aan durven gaan, ook al treedt er dan in je omgeving vaak een afweermechanisme op. Er is veel angst en wantrouwen. Dan zeg ik: Natuurlijk wil Noordhoff winst maken. Dat geldt ook voor Apple, en ik vind het prima dat ze er zijn.’