DE STELLING VAN NOVEMBER
[yop_poll id=”4″]
Het lijkt erop dat de decentralisatie in het onderwijs onderdeel zou kunnen uitmaken van de nieuwe bestuurscultuur. Wat denk jij daarvan: gaan we door op de decentrale bestuurslijn of is het tijd voor een meer centrale bestuurscultuur door het ministerie van onderwijs?
Toelichting
Financiering van het onderwijs binnen de nieuwe bestuurscultuur
In Trouw van 17 november 2021 pleit AOb-voorzitter Tamar van Gelder voor een ministerie van onderwijs dat de regie neemt. Van Gelder: ‘Het is tijd voor een radicaal andere aanpak. Weg met de decentralisatie. We moeten een minister hebben die de vouwen uit de broek loopt om het onderwijs op orde te krijgen. Geen minister die weer een taskforce optuigt, die na intensief onderzoek concludeert wat we allemaal weten: dat leraren tijd moeten krijgen om goed onderwijs te geven en daar goed voor betaald moeten worden.’
Met deze stelling neemt Van Gelder afstand van het mede door haar eigen bond ondersteunde bestuursmodel van decentralisatie. Na 1997 verschoof de centrale macht van Den Haag naar die van de decentrale schoolbesturen en naar de overlegorganen per onderwijssector: PO-Raad, VO-Raad, MBO-Raad et cetera. Deze raden ontwikkelden zich als werkgeversorganisaties die met de vakbeweging onderhandelden over de cao’s per sector.
De overheidsfinanciering voor scholen werd in het voortgezet onderwijs een lumpsum systeem waarmee schoolbesturen een grote mate van vrijheid kregen om de onderwijsgelden over schoolbesturen te verdelen. De schoolorganisaties werden groter met allerlei tussenlagen op het gebied van management en ondersteuning ten gevolge. Tegelijkertijd ontstond een vorm van marktwerking tussen scholen waarbij ze elkaar beconcurreerden om meer leerlingen te krijgen.
De mening van de huidige AOb-voorzitter sluit voor een deel aan bij het pleidooi van D66- onderwijswoordvoerder Paul van Meenen om de financiering van de scholen direct te geleiden naar de scholen zelf in plaats van naar de steeds groter wordende onderwijskoepels.