HET MAAGDENHUIS VAN GRONINGEN
Iemand nog een slaapzakje nodig?
Mijn vader zei altijd tijdens heftige meningsverschillen met zijn angry young son dat er niets nieuws onder de zon is en dat de geschiedenis zich herhaalt. Stel dat het waar is, dan was mijn vraag steevast wat daar mis mee is.
In de jaren 70 bracht ik samen met honderden medestudenten en enkele docenten menig nachtje door op het Broerplein in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen. Niet om aan goedkoop B&B adresje te komen, wel om onze idealen en opvattingen getooid met stencils, pamfletten en spandoeken megafonerend en scanderend kenbaar te maken aan de samenleving van boeren, burgers en buitenlui in stad en ommeland. Idealen en opvattingen waar je je niet voor hoeft te schamen, veertig jaar na dato. Idealen die goden zij dank vandaag en morgen nog steeds leven in de harten en hoofden van vele studenten anno 2015.
Mijn kennisinstituut, de afdeling Nederlandse taal-en letterkunde, was begin jaren 70 een gesloten, hermetisch van de buitenwereld afgesloten bolwerk, geleid door twee hoogleraren die stevig aan vrijwel alle touwtje trokken. Overleggen, meedenken, laat staan meebeslissen waren voor menig universiteitsbestuurder net zo taboe als de vrije pers in Noord-Korea. Het studieprogramma was in beton gegoten en waardenvrij in vacuüm verpakt. Wetenschap en samenleving was zoiets als homoseksualiteit en Poetin. De universiteit als ivoren toren was daarom voor die tijd zeker een treffende metafoor.
Eind jaren zestig: een wereldwijde beweging in Parijs, Berlijn, Nijmegen, Amsterdam, Wageningen, Groningen met overal veenbranden en reuring, een schier eindeloze hoeveelheid meetings, sit-ins, demonstraties, bezettingen en vooral heel veel vergaderingen. Met na afloop natuurlijk wel een biertje in je stamkroeg.
Wij geloofden in een niet-elitaire universiteit, vrij en toegankelijk voor alle bevolkingslagen en we noemden het externe demokratisering. Wat nu kenniscirculatie heet, noemden we toen kennis delen. Maatschappelijke onderwerpen wilden we in de collegezalen en laboratoria tegen komen en we duiden het aan met maatschappelijk relevant en het werd verpakt onder de noemer van wetenschap en samenleving en wetenschapswinkels, Wat nu transparantie wordt genoemd, was destijds de roep, de schreeuw om beschikbare informaatsie. Meedenken, meebeslissen, we wilden invloed op het bestuur. En dus gewoon macht. Daar waar kennis nu 24/7 voor iedereen world wide beschikbaar is, daar waren veertig jaar geleden onze mantra’s kennis is macht en de macht aan het volk. Wij wilden serieus genomen worden, wij wilden dat er naar ons werd geluisterd, met onze lange haren, baarden, in truien, T-shirts en jeans.
De protesten, demonstraties en bezettingen galmden na in het parlement en leidden tot grote veranderingen. For the time being. De studieprogramma’s werden bijgesteld, de toegankelijkheid werd ruimer, de nieuwe studenten kwamen uit alle lagen van de samenleving en maatschappelijke en politiek-ethische thema’s waren niet langer taboe. De oren was minder van ivoor. We kregen invloed in faculteits– en universiteitsbesturen. Tot op zekere hoogte.
Zelf stond ik met mijn neus vooraan, vergaderde uren in kleine, rokerige kantoortjes en ik nestelde me op het pluche van raden en besturen. Groningen bood me de unieke mogelijkheid het echte bestuurswerk te leren als student-lid van het College van Bestuur. Lessen voor het leven, in theorie en in de praktijk. Je gunt het toch iedere student.
Als ik om me heen kijk en de kranten koppensnel, dan krijg je het idee van een renaissance van het oude universiteitsbestuur in new boys networks, overgoten met op input en output gerichte rendementssauzen. Vanzelfsprekend dat de roep om andere tijden weer klinkt. Voor mij als muziek in de oren. De hoogste tijd lijkt me voor een redelijk alternatief van tegenlicht, weerwoord, tegengeluid en omdenken. Vandaag, morgen en overmorgen. Iemand nog een slaapzakje nodig?
Henk Tameling, oud lid van de Groninger Studentenbond